Fijnenaald Aspiratie Cytologie
SCHILDKLIER
Helen H. Wang, MD, DrPH
Inleiding
Schildklierknobbels vormen een veel voorkomende klinische bevinding met een geschatte jaarlijkse incidentiegraad van 4-8%. [1]Op elk willekeurig moment hebben tussen de 10 en 20 miljoen Amerikanen last van schildklierknobbels die klinisch kunnen worden opgespoord.[1] Fijne-naald aspiratie van de schildklier (FNA) is de initiële test in de behandeling van meeste patiënten met een schildklierknobbel, omdat het veilig en goedkoop is, en een betere selectiemogelijkheid voor operatieve ingrepen biedt dan enig andere test. [2] Om deze reden is FNA van de schildklier verreweg het meest voorkomende type FNA-onderzoek in een cytologisch laboratorium. Hoewel dit onderzoek al lang is geaccepteerd en en wordt uitgevoerd sinds de jaren ’70, zijn de verwerking en rapportage van schildklier FNA’s nog steeds controversieel.
Monsterverzameling en verwerking
FNA van de schildklier wordt verkregen door sturing via palpatie of ultrasound, afhankelijk van de grootte van de laesie. Beide methoden worden op dezelfde manier afgehandeld, dat wil zeggen dat conventionele directe uitstrijkjes van de aspiraties worden gemaakt, of dat het aspiraat in een preservatief wordt gespoeld, waarmee een vloeibaar preparaat wordt gemaakt. Twee studies waarbij de nauwkeurigheid van ThinPrep® preparaten werd vergeleken met conventionele uitstrijkjes voor schildklier FNA, hadden als conclusie dat de nauwkeurigheid van deze twee methodes voor schildklierneoplasma vergelijkbaar was,[3, 4]hoewel een van de onderzoeken uitwees dat ThinPrep preparaten een lagere algehele correlatie met de histologische diagnose hadden dan directe uitstrijkjes, vooral bij het opsporen van chronische lymfocytische thyroïditis (62% voor ThinPrep tegen 92% voor directe uitstrijkjes). [4] Bovendien suggereerden enkele auteurs dat bij ThinPrep preparaten detectie van diffuus of waterig colloïd niet mogelijk is.[3, 5] In een studie van Tulecke et al bleek dat tissue-achtig materiaal op ThinPrep geassocieerd was met overvloedig colloïde materiaal bij histologie; dit vertegenwoordigt waarschijnlijk waterig colloïd. [6] Alles bij elkaar lijkt het erop dat colloïde kwantitatief minder aanwezig is op ThinPrep dan op conventionele uitstrijkjes. ThinPrep is echter superieur aan conventionele uitstrijkjes, of deze nu gefixeerd zijn in alcohol of luchtgedroogd, wat betreft het aantonen van kerneigenschappen die essentieel zijn voor de diagnose van papillair carcinoom. ThinPrep echter lijkt follikels te fragmenteren. Hierbij worden folliculaire cellen veel sneller gepresenteerd in lagen, groepen of zelfs los dan op conventionele uitstrijkjes.
Rapportage
Er zijn al veel rapportageschema’s voorgesteld en gebruikt in de literatuur. Onze bevinding is dat een rapportageschema gebaseerd op de waarschijnlijkheid van het traceren van carcinoom op histologische preparaten van nut is, zowel voor pathologen als voor klinisch specialisten.
Positief voor maligniteit
Bij de monsters in deze categorie geldat dat bij resectie in bijna 100% van de gevallen een maligniteit wordt gevonden. Papillair carcinoom is de meest voorkomende maligniteit van de schildklier en heeft specifieke nucleaire kenmerken die eenvoudig zijn vast te stellen bij cytologische monsters. Andere maligniteiten waarvan de diagnose zeer nauwkeurig kan worden vastgesteld op basis van cytologie, zijn onder andere medullaire carcinomen, lymfomen, en metastatische carcinomen. Papillair carcinoom wordt gekenmerkt op ThinPrep door lagen en papillaire clusters van opeengepakte cellen met kernvergroting en molding, poederige chromatine, onregelmatige kerncelmembranen (met name kerngroeven en intranucleaire cytoplasmische inclusies), en kleine maar prominente en vaak eosinofiele nucleoli.[7] Daarentegen wordt medullair carcinoom gekenmerkt door geïsoleerde monomorfe plasmacytoïde cellen, die een hoge kern/cytoplasma-ratio hebben, excentrische kernen en grofkorrelige chromatine met of zonder een prominente nucleolus. Kleine, onopvallende granulen vullen het cytoplasma. Soms lijken de cellen spoelvormig, maar vertonen ze dezelfde nucleaire kenmerken. Lymfomen en metastatische carcinomen van de schildklier komen veel minder vaak voor. Hun cytologische kenmerken hangen af van het type en de plaats van oorsprong.
Verdenking van maligniteit
Als het monster niet hypercellulair is of als de hierboven beschreven kenmerken voor papillair en medullair carcinoom of andere maligniteit niet allemaal aanwezig zijn, wordt dit gerapporteerd als verdacht voor maligniteit. De positieve voorspellende waarde (maligniteitsfrequentie bij histologie) van ” verdenking van papillair carcinoom” varieert in de literatuur van 54 tot 84%. Dit is ervan afhankelijk of een andere minder doorslaggevende categorie, zoals onbepaald, in het schema is opgenomen. [7, 8, 9, 10] Als een onbepaalde categorie wordt toegevoegd aan de verdachte categorie, is de positieve voorspellende waarde voor de verdachte categorie 64% of hoger. [7, 9, 10] Omdat andere soorten carcinoom in de schildklier minder vaak voorkomen, wordt hun positieve voorspellende waarde voor een verdachte diagnose niet gerapporteerd.
Onbepaalbaar voor maligniteit
Deze catergorie omvat in ons lab ook monsters waarvan de voorspellende waarde van maligniteit bij histologie minder dan 50% is (meestal minder dan 30%) en hoger dan 10%.[6, 7] Dit omvat die monsters die een paar kenmerken vertonen van papillair carcinoom, maar die onvoldoende zijn voor een diagnose. [7] De positieve voorspellende waarde hiervan varieert in de literatuur van 20 tot 54%. [7, 9, 10, 11] Deze laesies vertegenwoordigen vaak de folliculaire variant van papillair carcinoom. In deze diagnostische categorie vallen ook folliculaire en Hürthle celneoplasma’s, die worden gekenmerkt door weinig colloïde en folliculaire cellen in microfollikels en opeengepakte groepen of losse Hürthle-cellen. De positieve voorspellende waarde van deze laesies voor een carcinoom varieerde in de literatuur van 2 tot 91%,[6, 9, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27]waarschijnlijk als gevolg van verschillende definities van deze termen en wisselende criteria die worden gebruikt voor het schema en bij de histologische diagnose. Bij de meeste rapporten is deze waarde minder dan 30%. [10, 15, 22, 24, 27]
Zeer waarschijnlijk benigne
In deze categorie vallen die folliculaire laesies die een macrofolliculair of gemengd micro- en macrofolliculair patroon vertonen met weinig tot overvloedig colloïde op de achtergrond. Op ThinPrep zijn macrofollikels te zien als lagen van tientallen gelijkmatig verdeelde folliculaire cellen met een goede afstand tussen kernen. De significantie van losse folliculaire cellen op ThinPrep in onzeker, omdat deze worden waargenomen in een verder micro- of macrofolliculair patroon. Omdat de waarschijnlijkheid dat deze laesies maligniteit vertonen (folliculaire variant van papillair carcinoom of folliculair carcinoom) bij histologie laag is, maar niet helemaal nul (in de literatuur varieert het percentage van 0 tot 43%) [6, 9, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 24, 25, 26, 27] waarbij op drie na[14, 16, 27] alle studies minder dan 6% rapporteerden, noemen we dit daarom zeer waarschijnlijk benigne in plaats van onmiskenbaar benigne.
Negatief voor maligne cellen consistent met Hashimoto-thyroïditis
Wij zijn er achter gekomen dat ThinPrep niet optimaal is voor de diagnose van thyroïditis.[6] Hashimoto-thyroïditis wordt gekenmerkt door lagen of groepen folliculaire cellen met variërende mate van Hürthle-celveranderingen op een achtergrond van variërende aantallen lymfocyten en plasmacellen met incidenteel lymfoïde en folliculaire kernaggregaten. Omdat lymfocytisch/Hashimoto-thyroïditis een veelvoorkomende bevinding is bij de schildklier, is de monsterverzameling essentieel bij het uitsluiten van andere eveneens voorkomende en meer belangrijke laesies.
Sub-optimale celrijkdom maar vertoont kenmerken die suggestief zijn voor .
Omdat FNA van de schildklier voornamelijk als doel heeft patiënten te selecteren voor een operatieve ingreep dan wel vervolgonderzoek, is een meer dan adequate celrijkdom van groot belang voor een definitieve diagnose voor deze selectie. Als de celrijkdom sub-optimaal is, (maar voldoende om een diagnosevoorstel te doen), begint ons rapport met deze kwalificatie. Vervolgens gaan we door met een van de bovenstaande categorieën. In deze categorie vallen die monsters die cysteninhoud (macrofagen) laten zien, met heel weinig folliculaire cellen. We hebben geen kwantitatieve drempel voor deze categorie; we gaan bij de besluitvorming uit van een combinatie van kenmerken, inclusief de hoeveelheid colloïde, celrangschikking, en ook cytologische kenmerken.
Niet-diagnostisch
Deze categorie wordt doorgaans gereserveerd voor die monsters die bijna geen of zeer weinig folliculaire cellen bevatten.
Referenties
- Cramer H. Fine-needle aspiration cytology of the thyroid: an appraisal. Cancer 2000; 90(6):325-9.
- Mazzaferri EL. Management of a solitary thyroid nodule [see comments]. N Engl J Med 1993; 328(8):553-9.
- Biscotti CV, Hollow JA, Toddy SM, Easley KA. ThinPrep versus conventional smear cytologic preparations in the analysis of thyroid fine-needle aspiration specimens. Am J Clin Pathol 1995; 104(2):150-3.
- Frost AR, Sidawy MK, Ferfelli M, et al. Utility of thin-layer preparations in thyroid fine-needle aspiration: diagnostic accuracy, cytomorphology, and optimal sample preparation. Cancer 1998; 84(1):17-25.
- Afify AM, Liu J, Al-Khafaji BM. Cytologic artifacts and pitfalls of thyroid fine-needle aspiration using ThinPrep: a comparative retrospective review. Cancer 2001; 93(3):179-86.
- Tulecke MA, Wang HH. ThinPrep for cytologic evaluation of follicular thyroid lesions: correlation with histologic findings. Diagn Cytopathol 2004; 30(1):7-13.
- Zhang Y, Fraser JL, Wang HH. Morphologic predictors of papillary carcinoma on fine-needle aspiration of thyroid with ThinPrep preparations. Diagn Cytopathol 2001; 24(6):378-83.
- Chen H, Zeiger MA, Clark DP, Westra WH, Udelsman R. Papillary carcinoma of the thyroid: can operative management be based solely on fine-needle aspiration? J Am Coll Surg 1997; 184(6):605-10.
- Renshaw AA. Accuracy of thyroid fine-needle aspiration using receiver operator characteristic curves. Am J Clin Pathol 2001; 116(4):477-82.
- Goldstein RE, Netterville JL, Burkey B, Johnson JE. Implications of follicular neoplasms, atypia, and lesions suspicious for malignancy diagnosed by fine-needle aspiration of thyroid nodules. Ann Surg 2002; 235(5):656-62; discussion 662-4.
- Renshaw AA. Focal features of papillary carcinoma of the thyroid in fine-needle aspiration material are strongly associated with papillary carcinoma at resection. Am J Clin Pathol 2002; 118(2):208-10.
- Al-Rikabi AC, Al-Omran M, Cheema M, El-Khwsky F, Al-Nuaim A. Pattern of thyroid lesions and role of fine needle aspiration cytology (FNA) in the management of thyroid enlargement: a retrospective study from a teaching hospital in Riyadh. Apmis 1998; 106(11):1069-74.
- Baloch ZW, Tam D, Langer J, Mandel S, LiVolsi VA, Gupta PK. Ultrasound-guided fine-needle aspiration biopsy of the thyroid: role of on-site assessment and multiple cytologic preparations. Diagn Cytopathol 2000; 23(6):425-9.
- Boyd LA, Earnhardt RC, Dunn JT, Frierson HF, Hanks JB. Preoperative evaluation and predictive value of fine-needle aspiration and frozen section of thyroid nodules. J Am Coll Surg 1998; 187(5):494-502.
- Hawkins F, Bellido D, Bernal C, et al. Fine needle aspiration biopsy in the diagnosis of thyroid cancer and thyroid disease. Cancer 1987; 59(6):1206-9.
- Ko HM, Jhu IK, Yang SH, et al. Clinicopathologic analysis of fine needle aspiration cytology of the thyroid. A review of 1,613 cases and correlation with histopathologic diagnoses. Acta Cytol 2003; 47(5):727-32.
- Mandreker SR, Nadkarni NS, Pinto RG, Menezes S. Role of fine needle aspiration cytology as the initial modality in the investigation of thyroid lesions. Acta Cytol 1995; 39(5):898-904.
- Miller JM, Kini SR, Hamburger JI. The diagnosis of malignant follicular neoplasms of the thyroid by needle biopsy. Cancer 1985; 55(12):2812-7.
- Morgan JL, Serpell JW, Cheng MS. Fine-needle aspiration cytology of thyroid nodules: how useful is it? ANZ J Surg 2003; 73(7):480-3.
- Prinz RA, O’Morchoe PJ, Barbato AL, et al. Fine needle aspiration biopsy of thyroid nodules. Ann Surg 1983; 198(1):70-3.
- Ravetto C, Colombo L, Dottorini ME. Usefulness of fine-needle aspiration in the diagnosis of thyroid carcinoma: a retrospective study in 37,895 patients. Cancer 2000; 90(6):357-63.
- Nam-Goong IS, Kim HY, Gong G, et al. Ultrasonography-guided fine-needle aspiration of thyroid incidentaloma: correlation with pathological findings. Clin Endocrinol (Oxf) 2004; 60(1):21-8.
- Silverman JF, West RL, Larkin EW, et al. The role of fine-needle aspiration biopsy in the rapid diagnosis and management of thyroid neoplasm. Cancer 1986; 57(6):1164-70.
- La Rosa GL, Belfiore A, Giuffrida D, et al. Evaluation of the fine needle aspiration biopsy in the preoperative selection of cold thyroid nodules. Cancer 1991; 67(8):2137-41.
- DeMay RM. Follicular lesions of the thyroid. W(h)ither follicular carcinoma? Am J Clin Pathol 2000; 114(5):681-3.
- Mateša N, Tabain I, Dabelic N, Petric V, Kusic Z. Diagnostic relevance of fine needle aspiration cytology for follicular lesions of the thyroid: retrospective study. Croat Med J 2002; 43(5):606-9.
- Blansfield JA, Sack MJ, Kukora JS. Recent experience with preoperative fine-needle aspiration biopsy of thyroid nodules in a community hospital. Arch Surg 2002; 137(7):818-21.